standpunten 2.1
Een standpunt is een bepaalde kijk op iets. Een standpunt kan bijvoorbeeld een mening zijn. Bij fotografie betekent standpunt letterlijk hoe je ergens tegen aan kijkt. Kijk je van dichtbij? Of juist van ver af? Kijk je van bovenaf op iets neer of kijk je juist van letterlijk ergens tegen op?
Hieronder staan verschillende standpunten. Elk standpunt kan een betekenis krijgen. Een fotograaf of een cameraman maakt tijdens een reportage of een film handig gebruik van verschillende standpunten om iets duidelijk te maken.
Als je deze standpunten leert kennen, zul je ze tijdens het bekijken van een serie of een film misschien wel herkennen.
- Kikvorsperspectief
Simpel gezegd betekent het dat bij een kikvorsperspectief het onderwerp gefotografeerd wordt uit een heel laag camerastandpunt. Je kijkt als fotograaf tegen het onderwerp op; net zoals een kikker tegen de mens op kijkt. Een persoon die van onderaf gefotografeerd wordt lijkt belangrijk: je kijkt letterlijk tegen iemand op. Daarom staan beelden van belangrijke mensen altijd op een sokkel.
2. Vogelperspectief
Hier tegenover staat het vogelperspectief; “perspectief waarbij het oogpunt zich boven het voorwerp bevindt.” Simpel gezegd betekent het dat bij een kikkerperspectief het onderwerp gefotografeerd wordt uit een heel laag camerastandpunt. Iemand die van bovenaf bekeken wordt lijkt altijd een beetje kleiner en daardoor soms ook schattiger. Denk aan de kat in Shrek met zijn grote ogen die omhoog kijkt.
3. Symmetrisch
Een symmetrisch beeld wil zeggen dat het de helften gespiegeld zijn. Het hoeft niet letterlijk precies gespiegeld zijn, maar het moet wel in balans zijn. Als er links iets staat, moet er rechts ook iets staan. Als het links druk is, moet het rechts ook druk zijn. Net als bij een weegschaal moet het links en rechts ‘hetzelfde’ voelen.
4. A-symmetrisch
De a- betekent hier hetzelfde als niet- en daarom is bij een a-symmetrisch beeld de linker- en de rechterhelft heel anders. Een beeld kan dus op de rechterhelft heel druk zijn, terwijl het op de andere helft heel rustig is. Of er is links heel veel te zien en rechts heel weinig.
5. Statisch
Met statisch wordt bedoelt dat het beeld statig, zonder beweging is. Dat is een andere betekenis dan dat er bijvoorbeeld elektriciteit bedoeld wordt. In een statisch beeld zit juist niet zoveel leven, het is eerder een beetje saai. Als je lijnen ziet of bewegingen dan zijn die met name horizontaal en verticaal.
6. Dynamisch
Bij een dynamisch beeld is er juist heel veel ‘levendigheid’ te zien. Het beeld komt daardoor ook druk over. De bewegingen en lijnen die je ziet gaan bijvoorbeeld alle kanten op. Daardoor komt het dat je ogen eerder over het hele plaatje bewegen.
7. Groot-Klein
Voorwerpen of personen die verder van je af zijn lijken kleiner. Je kan diepte in een beeld maken door zowel iets dichtbij als iets veraf te plaatsen. Je kan met dit gegeven ook grapjes uithalen. Vooral de toren van Pisa is daar een dankbaar onderwerp voor.
8. Afsnijding
Om iets duidelijk te maken in een beeld hoeft niet persé alles in dat beeld te passen. Het is soms helemaal niet storend dat de helft van een gebouw of een persoon afgesneden wordt van bijvoorbeeld een foto. In onderstaande foto heeft de fotograaf een ontmoeting/gesprek vastgelegd zonder dat de personen er helemaal opstaan. Toch is het meteen duidelijk wat er op de foto gebeurt.
9. Overlapping
Het kan ook zijn dat je niet alles helemaal ziet omdat er voorwerpen of personen voor elkaar staan. Dan noemen we het overlapping. Je krijgt daarmee ook een spannender of vrolijker beeld omdat er automatisch meer om naar te kijken is.
10. Close-Up
Een close-up betekent letterlijk ‘dichtbij’ en komt dus met de camera bijna in het gezicht van degene waarvan je een foto maakt. Bij een close-up zie je alles heel goed: elke rimpeltje, sproetje of haartje. En dat maakt het dat het meteen heel persoonlijk wordt. Vaak worden close-ups gebruikt bij een interview in een krant, tijdschrift op TV-programma. Zo dichtbij kan het zijn dat je iets van je karakter kan laten zien.